In de praktijk wordt vaak bij de evaluatie na een jaar ziekte (het opschudmoment) een arbeidsdeskundig onderzoek ingezet.
Het lijkt haast een standaard te worden bij veel organisaties.
Drie redenen om eerder een arbeidsdeskundig onderzoek in te zetten:
- Als snel na de ziektemelding duidelijk is dat terugkeer in het eigen werk niet meer lukt.
Bespreek in zo’n situatie vroegtijdig alternatieven en zet deze om in acties. - Bij regelmatig kortdurend verzuim van een werknemer is het zinvol om na een x-aantal ziekmeldingen met een arbeidsdeskundig onderzoek in kaart te brengen welke factoren hier een rol spelen.
- Als preventieve maatregel kan een arbeidsdeskundig onderzoek een goede bijdrage leveren aan het voorkomen van verzuim. Er is dan nog geen verzuimmelding. Zo’n verzoek zou van de werknemer, maar ook van de werkgever kunnen komen.
Twee redenen om géén arbeidsdeskundig onderzoek in te zetten rond de eerste jaarevaluatie:
- Als de werknemer in een terminale fase van zijn ziekte is beland, heeft een arbeidsdeskundige onderzoek geen toegevoegde waarde.
- Als de bedrijfsarts aangeeft dat een arbeidsdeskundig onderzoek geen toegevoegde waarde heeft. Denk aan een medewerker die intensieve therapie volgt in de herstelfase.
Loonsancties
Pas op: deze situatie vereist alertheid. Het UWV heeft in dergelijke gevallen wel loonsancties opgelegd omdat zij het niet eens was met het oordeel van de bedrijfsarts.
Let dus goed op als werkgever dat het oordeel van de
bedrijfsarts goed onderbouwd is.
Deze situatie vereist dus overleg tussen de
bedrijfsarts, de arbeidsdeskundige en de casemanager.
Geen standaard moment voor arbeidsdeskundig onderzoek
Er is dus geen standaardmoment in het verzuimproces waarop een arbeidsdeskundig onderzoek moet plaatsvinden.
In principe is het goed om rond de evaluatie van het eerste jaar een arbeidsdeskundig onderzoek in te zetten. Maar in elk verzuimdossier zal steeds de afweging gemaakt moeten worden op welk moment het arbeidsdeskundig onderzoek de meeste toegevoegde waarde heeft.